Andere informatie en diensten van de overheid: www.belgium.be

Ontslag om dringende reden

Het begrip dringende reden

Onder dringende reden wordt verstaan, elke ernstige tekortkoming die elke professionele samenwerking tussen werkgever en werknemer onmiddellijk en definitief onmogelijk maakt.

De definitie van dringende reden verschilt dus niet van deze in artikel 35 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. De procedure verbonden aan het ontslag is daarentegen wel anders.

Zo is een ontslag om dringende reden zonder dat deze vooraf werd aanvaard door het arbeidsgerecht onregelmatig en geeft het aanleiding tot de betaling van een beschermingsvergoeding. De werkgever kan slechts overgaan tot ontslag éénmaal de procedure volledig afgelopen is.

Alle ernstige fouten die het onmiddellijk en definitief verdwijnen van het vertrouwen tussen de werkgever en de werknemer tot gevolg heeft, kan leiden tot het aanvatten van de procedure teneinde de bescherming op te heffen wegens dringende reden. De wet preciseert echter dat de ingeroepen redenen niet verbonden mogen zijn met de uitoefening van het mandaat van personeelsafgevaardigde.

De bijzondere ontslagprocedure

Indien de werkgever een beschermd lid om dringende reden wil ontslaan, moet de volgende procedure worden gevolgd:

A. Informeren van de werknemer en de organisatie die zijn kandidatuur heeft voorgedragen en de zaak aanhangig maken bij de voorzitter van de arbeidsrechtbank

De werkgever die overweegt een beschermd werknemer te ontslaan wegens dringende reden, brengt de werknemer en de organisatie die zijn kandidatuur heeft voorgedragen met een aangetekende brief op de hoogte van zijn voornemen om hem te ontslaan wegens dringende reden. Hij moet in deze verzendingen alle feiten gedetailleerd vermelden die naar zijn oordeel elke professionele samenwerking definitief onmogelijk maken.

De verzendingen moeten verstuurd worden binnen drie werkdagen volgend op het moment gedurende welke hij kennis heeft gekregen van de feiten die het ontslag zouden rechtvaardigen.

Binnen dezelfde termijn maakt hij de zaak, via een verzoekschrift, aanhangig bij de voorzitter van de voor de regio bevoegde arbeidsrechtbank.
Het verzoekschrift, gericht aan de griffie, bij een ter post aangetekende brief, vermeldt :

  • de aanduiding van dag, maand en jaar;
  • de naam, voornaam, woonplaats van de verzoeker evenals, in voorkomend geval, zijn hoedanigheden en inschrijving in het handelsregister of in het ambachtsregister of, indien het een rechtspersoon betreft, de aanduiding van zijn benaming, van zijn juridische aard en van zijn maatschappelijke zetel;
  • de naam, voornaam, woonplaats en hoedanigheid van de op te roepen persoon;
  • de handtekening van de verzoeker of van zijn advocaat.

Bij dit verzoekschrift voegt de werkgever een afschrift van de brieven verzonden naar de werknemer en de organisatie die zijn kandidatuur heeft voorgedragen. 

B. Onderhandelingsperiode en verschijning voor de voorzitter van de arbeidsrechtbank

Een onderhandelingsprocedure van vijf werkdagen begint de derde werkdag na de dag van de verzending van de aangetekende brieven aan de beschermde werknemer en zijn vakorganisatie.

De werknemer en de organisatie die hem heeft voorgedragen, nemen contact op met de werkgever om hem in kennis te stellen van hun standpunt over de ingeroepen feiten.

Tijdens deze termijn, worden de partijen opgeroepen door de griffier van de arbeidsrechtbank om afzonderlijk en in persoon te verschijnen voor de voorzitter van de arbeidsrechtbank.  De partijen kunnen dus bijgestaan, maar niet vertegenwoordigd worden door hun advocaat.

Bij het verschijnen voor de voorzitter van de arbeidsrechtbank worden de partijen ingelicht over de draagwijdte van de te volgen procedure.

C. Poging tot verzoening – tweede verschijning voor de arbeidsrechtbank

Tijdens de eerste verschijning, legt de voorzitter een nieuwe rechtsdag vast die onmiddellijk na de onderhandelingsperiode valt en waarop hij de partijen tracht te verzoenen. Indien een akkoord bereikt wordt, legt de voorzitter de bepalingen hiervan vast in het proces-verbaal dat hij opmaakt en dat is voorzien van een formulier van tenuitvoerlegging. Het akkoord verwerft op die manier het verplichtend karakter van een vonnis. 

Indien de partijen niet verzoend kunnen worden, maakt de voorzitter van de arbeidsrechtbank hiervan melding in de beschikking die hij dezelfde dag neemt. In deze beschikking spreekt hij zich uit over de verderzetting of de eventuele schorsing (tijdens de erkenningsprocedure) van de arbeidsovereenkomst van de gewone personeelsafgevaardigde of plaatsvervanger.

De schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst houdt ook de schorsing in van de uitoefening van het mandaat van personeelsafgevaardigde. Deze beslissing wordt aan de partijen ter kennis gebracht, bij gerechtsbrief, uiterlijk de 3e dag na de uitspraak. De schorsing van de overeenkomst kan een aanvang nemen vanaf de dag van de dagvaarding die de zaak aanhangig maakt bij de voorzitter van de arbeidsrechtbank ( zie later). 

D. De geschilfase (aanvatten van de gerechtelijke procedure)

Aanhangingmaking volgens de vormen van het kort geding, per dagvaarding, bij de voorzitter van de arbeidsrechtbank  

De werkgever die na verloop van de onderhandelingsperiode van 5 werkdagen bij zijn voornemen blijft om te ontslaan, moet de dringende reden door de arbeidsrechtbank laten erkennen.

Ten dien einde, moet de werkgever, bij dagvaarding en volgens de vormen van het kort geding, een verzoek tot erkenning bij de voorzitter van de arbeidsrechtbank aanhangig maken.

De termijn om de zaak aanhangig te maken verschilt naargelang de werknemer een niet-verkozen kandidaat is of een gewone/plaatsvervangende afgevaardigde is.

  • als het een niet-verkozen kandidaat betreft, wordt de zaak aanhangig gemaakt binnen 3 werkdagen na verloop van de onderhandelingsperiode ;
  • als het een personeelsafgevaardigde (gewoon of plaatsvervangend) betreft, wordt de zaak aanhangig gemaakt na de dag waarop de voorzitter van de arbeidsrechtbank de beslissing heeft genomen om de arbeidsovereenkomst te schorsen of verder te zetten (en dus niet bij ontvangst door de werknemer).

De dagvaarding vermeldt de dringende reden die het verzoek rechtvaardigt. De ingeroepen feiten mogen niet verschillen van die welke via de aangetekende brieven ter kennis werden gebracht aan de werknemer en zijn vakorganisatie aan het begin van de procedure. Geen enkele andere reden mag tijdens de procedure aan het arbeidsgerecht worden voorgelegd. Anderzijds wordt een afschrift van de brieven die verstuurd werden naar de werknemer en de organisatie bij het dossier neergelegd.

Bij de eerstvolgende nuttige zitting zal de voorzitter voor de laatste keer de partijen proberen te verzoenen. Als hij hier niet in slaagt dan maakt de voorzitter hiervan melding in de beschikking die hij diezelfde dag neemt, waarin hij ook de zaak naar een kamer van de rechtbank verwijst. Deze beschikking wordt ten laatste de 3e dag na de uitspraak ter kennis gebracht van de partijen.

De zitting van de arbeidsrechtbank tijdens welke de zaak wordt gepleit, vindt in principe plaats binnen een termijn van 30 werkdagen na de uitspraak. Als de partijen hiertoe hun instemming geven, kan de voorzitter deze termijn verlengen tot 45 werkdagen.

Deze vertraging doet geen afbreuk aan het principe «"e pénal tient le civil en état". Volgens dit principe zal de arbeidsrechtbank moeten wachten op de uitspraak van de strafrechter wanneer de dringende reden het voorwerp uitmaakt van een vervolging voor de correctionele rechtbank. Dit kan als gevolg hebben dat de termijnen van het kort geding niet gerespecteerd worden.

De rechter bepaalt de termijnen voor het neerleggen van de stukken en de conclusie. De beslissingen worden aan de partijen ter kennis gebracht uiterlijk de 3e werkdag na de uitspraak. De beslissingen betreffende de termijnen zijn niet vatbaar voor hoger beroep of voor verzet.

Nadat de rechter een beslissing genomen heeft over de termijn voor het neerleggen van de stukken en de conclusie dient de werkgever als eerste te concluderen.

De rechtbank kan één keer uitstel verlenen en dit op basis van een met reden omkleed verzoek. Het toegekende uitstel mag slechts 8 dagen bedragen.

De partijen kunnen om een getuigenverhoor verzoeken en dit binnen de termijn vastgesteld door de rechter. De partij die een getuigenverhoor vraagt, dient hiervoor in haar conclusie de naam, voornamen, woonplaats (of de plaats van tewerkstelling) van de getuigen vermelden.

De rechtbank kan ook beslissen om andere onderzoeksmaatregelen te laten uitvoeren, waarvoor de rechter de termijnen bepaalt. Tegen deze termijnen is geen hoger beroep mogelijk.

De rechter doet uitspraak binnen 8 dagen na het sluiten van de debatten (de termijn wordt verlengd tot 13 dagen als het openbaar ministerie mededeling krijgt van de zaak).

Alle vonnissen worden uiterlijk de 3e werkdag na de uitspraak aan de partijen ter kennis gebracht bij gerechtsbrief. Het vonnis is niet vatbaar voor verzet en voor hoger beroep. Enkel het eindvonnis is vatbaar voor hoger beroep.

Hoger beroep

Tegen het eindvonnis van de arbeidsrechtbank kan met een verzoekschrift hoger beroep aangetekend worden binnen 10 werkdagen na de datum van de betekening van het vonnis, te rekenen vanaf de verzending door de griffie en niet vanaf de ontvangst van de verzending door de partijen.  Dit verzoekschrift wordt ingediend bij een ter post aangetekende brief en wordt door de griffie aan alle partijen toegezonden. Het verzoekschrift vermeldt de opgave van de middelen in hoger beroep. Enkel de middelen vermeld in het verzoekschrift zijn ontvankelijk.

Het volledige dossier van de eiser in hoger beroep moet bij de griffie neergelegd worden binnen 3 werkdagen na de verzending van het verzoekschrift.

De procedure van hoger beroep is gelijkaardig aan die van kracht voor de arbeidsrechter, met uitzondering van de verzoening, die in de fase van hoger beroep niet meer plaats vindt. 

De positie van de werknemer tijdens de procedure

Wat de gewone en plaatsvervangende afgevaardigde betreft, beslist de voorzitter van de arbeidsrechtbank over de eventuele schorsing van de arbeidsovereenkomst tijdens de gerechtelijke procedure. De schorsing van de arbeidsovereenkomst van de personeelsafgevaardigde gaat gepaard met de schorsing van zijn mandaat. Deze schorsing dient uitzonderlijk te blijven. Wat de niet-verkozen kandidaten betreft, beslist de werkgever zelf over de schorsing van de arbeidsovereenkomst.

Ingeval van schorsing van de arbeidsovereenkomst van een afgevaardigde (beslist door de arbeidsrechtbank) of ingeval van schorsing van de arbeidsovereenkomst van een niet-verkozen kandidaat (beslist door de werkgever) moet de werkgever op het einde van elke gewone betaalperiode een bijkomende vergoeding bovenop de werkloosheidsuitkeringen betalen. Het bedrag van deze vergoeding zal gelijk zijn aan het verschil tussen de werkloosheidsuitkering en het nettoloon, zodat de werknemer een inkomen wordt gewaarborgd dat gelijk is aan zijn nettoloon. De wijze van berekening van deze vergoeding is opgenomen in het koninklijk besluit van 21 mei 1991 (BS: 28 mei 1991). Deze bijkomende vergoeding blijft verworven door de werknemer ongeacht de beslissing van het arbeidsgerecht over de door de werkgever ingeroepen redenen.

Als de uitvoering van de arbeidsovereenkomst geschorst wordt, kan de werknemer tijdens de procedure ter erkenning van de dringende reden, een einde maken aan de overeenkomst zonder opzeggingstermijn of –vergoeding.
Wanneer de uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst niet geschorst wordt, moet hij, indien hij een einde wil maken aan de overeenkomst, de wettelijke opzeggingstermijn in acht nemen. Als de werknemer een bediendenstatuut heeft, kan hij beroep doen op de verkorte opzeggingstermijnen zoals gedefinieerd in geval van tegenopzegging (1, 2 of 4 maanden, afhankelijk van het loon).

Het ontslag

Wanneer de arbeidsrechtbank of het arbeidshof de dringende reden erkent, gaat de termijn van 3 werkdagen bepaald in artikel 35, 3e lid van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, in op de 3e werkdag na het verstrijken van de termijn van hoger beroep, of indien er hoger beroep is ingesteld, de derde werkdag na de kennisgeving van het arrest.